Lego’s onmogelijke vakantiekeuze

Met de jaarwisseling en bijbehorende feestdagen op steenworpafstand is de voorpret van het 'plannen' van de leuke dingen die er tijdens de vakantie kan worden ondernomen (traditioneel ziet die vakantie er van een maand afstand veel langer uit dan hij voelt als je er dan eenmaal middenin zit) begonnen. Hoewel ik al jaren niet zo'n hele grote Legofan meer ben, viel mijn ook dit jaar op wel twee fantastische bouwprojecten: het jaar-oude Home Alone huis, en het nog op de markt te komen National History Museum.

Modulaire gebouwen of winterdorp

Lego voert twee reeksen met vergelijkbare uitgangspunten, bedoeld zijn voor de ervaren bouwer en in een hoger prijssegment: de modulaire gebouwen en het winterdorp. De modulaire gebouwen zijn in 2007 begonnen met de Café Corner (Lego set 10182) en het winterdorp is in 2009 begonnen met de Toy Shop (Lego set 10199).

De Lego modulaire gebouwen is een serie bouwsets binnen de Creator Expert-lijn van Lego. De sets hebben tot doel om ook de meer ervaren bouwers uitdagende Lego projecten te kunnen bieden. Het bestaat uit gebouwen die onderling kunnen worden verbonden tot een straat. De meeste van deze sets hebben meer dan 2000 onderdelen en introduceren vaak nieuwe bouwtechnieken en Lego-elementen. Het National History Museum (Lego set 10326) is een bouwset uit de modulaire gebouwen serie.

Het Lego winterdorp is eveneens een serie bouwsets binnen de Creator Expert-lijn van Lego. Het bestaat uit gebouwen en andere attributen die samen een winterdorp vormen. De sets wprden gekenmerkt door sneeuwbedekte daken en in veels sets het gebruik van een elektrisch lichtblokje. Veel van de gebouwen zijn, anders dan de modulaire gebouwen, open aan de achterkant.

Het Home Alone huis (Lego set 21330) maakt geen onderdeel uit van het winterdorp maar past door de winterse uitstraling heel goed in die lijn. Het gebouw heeft echter een gesloten achterkant waardoor het ook goed bij de modulaire gebouwen zou passen. Het National History Museum en het Home Alone huis hebben veel gemeen. De omvang van beide is vergelijkbaar en de hoeveelheid onderdelen ook.

Het Lego National History Museum

De Lego National History Museum is een indrukwekkend bouwwerk met grondafmetingen van 48 bij 32 noppen. De set bevat zeven minifiguren en geen enkele sticker: alle opdrukken zijn op de Lego stenen afgedrukt. De buitenzijde verklapt met twee uitbundige vlaggen iets over de exposities aan de binnenkant, waaronder een omvangrijk Barchiosauris-skelet.

Twee skylights sieren het dak, waardoor natuurlijk licht de binnenruimte verlicht. Dit ontwerpdetail draagt bij aan de esthetiek van het gebouw en creëert een aangename sfeer voor bezoekers.

Het Lego Home Alone huis

De zaak van de drie kleine Optoma projectoren

Zo af en toe gebruik ik een digitale projector ('beamer') om thuis een film, game of een fotoserie te tonen. Ik heb er eentje (Optoma ML500) die het prima doet en ik vraag me af wat de opvolgers (Optoma ML750e en Optoma ML1050ST) nog voor extra's te bieden hebben.

Optoma ML500

De Optoma ML500 is een kleine projector die wat afmetingen betreft op een A4'tje past. Het heeft een ingebouwde voeding en komt in een handig tasje. De lichtopbrengst is voldoende voor een niet te lichte ruimte en de beschikbare ingangen bestrijken zowel de oudere analoge ingangen, als HDMI. Met een resolutie van 1280 x 800 in combinatie met de led-DLP technologie worden mooie beelden getoond. De ingebouwde luidspreker levert een mager, blikkerig geluid. Handig is, dat de led op ECO-stand kan branden, waardoor de ventilator op een acceptabel volume kan draaien.

Optoma ML750e

Als je dacht dat een ML500 klein was, heb je de ML750e nog niet gezien. Deze projector past in de palm van je hand en is minder dan de helft zo groot als de toch al kleine ML500. De lichtopbrengst is anderhalf keer zo veel. Er is geen ECO-stand, maar de ventilator is iets stiller dan de ML500. Het geluid van de ingebouwde luidspreker is bijkans nog slechter dan bij de ML500. De analoge ingangen zijn komen te vervallen, maar er is een ingewikkelde universeelpoort. De ingebouwde voeding van de ML500 heeft plaatsgemaakt voor een externe DC-voeding. Het handige tasje is gebleven.

Optoma ML1050ST

Ten opzichte van de ML750e is de ML1050ST op veel fronten vergelijkbaar: zelfde grootte, losse netvoeding, zelfde resolutie, zelfde gewicht. Toch zijn er verschillen: de ML1050ST heeft een andere lens die maakt dat de projectieafstand voor dezelfde beelddiagonaal als de ML750e zowat de helft is geworden: handig in kleinere ruimtes. Het zorgt ook voor meer licht, want kleinere afstand tot het projectieoppervlakte. En ander opvallend verschil is de ingebouwde ventilator, die bij de ML1050ST merkbaar stiller is. De ML1050ST heeft ook autofocus. Het handige tasje is er nog steeds.

Eigenschap ML500 ML750e ML1050ST
Afmetingen 220 x 170 x 42,5 mm 105 x 106 x 39 mm 112 x 123 x 57 mm
Voeding Euro netsnoer DC adapter DC adapter
Gewicht 1334 g 380 g 420 g
Geluidsniveau 36 dB 30 dB 22 dB
Resolutie 1280 x 800 1280 x 800 1280 x 800
Lichtbron led led led
Lichtopbrengst 500 lm 700 lm 1000 lm
Contrast 3000:1 20000:1 20000:1
Projectieverhouding 1,4:1 1,5:1 0,8:1
Beelddiagonaal 100 cm projectieafstand 1,18 m 1,28 m 0,68 m
Ingangen HDMI, VGA, composiet, S-Video HDMI HDMI
Audio 1 x 2 W luidspreker 1 x 1 W luidspreker 1 x 1 W luidspreker
Stroomverbruik 120 W 66 W 77 W

Hoe lang kan ik met mijn huid vandaag in de zon?

Hoe lang je in de zon kunt doorbrengen hangt af van je huidtype en de zonkracht op dat moment. Met een zonnebrandcrème kunt je die tijd verlengen. Ik heb proefondervindelijk kunnen vaststellen dat de aangegeven tijden, in combinatie met de juiste zonnebrandcrème, heel aardig kloppen.

Om te beginnen moet je bepalen welk huidtype je hebt. Hier hoort een zonkrachtgetal bij, die de mate van bescherming tegen de zon aangeeft.

Huidtype Omschrijving Zonkrachtgetal
1 bleke huid 60
2 matig bleke huid 100
3 gewone huid 200
4 licht gekleurde huid 300
5 donker gekleurde huid 400

De tweede stap is, dat je bepaalt welke zonkracht er geldt op het moment dat je onder de zon wilt zijn.

Zonkracht Omschrijving zonkracht KNMI Roodkleuring type 1 Roodkleuring type 2 Roodkleuring type 3 Roodkleuring type 4 Roodkleuring type 5 Verbranding van de huid
0 Geen - - - - - Niet
1-2 Vrijwel geen 30-60 minuten 50-100 minuten 100-200 minuten 150-300 minuten 200-400 minuten Niet
3-4 Zwak 15-20 minuten 25-35 minuten 50-65 minuten 75-100 minuten 100-135 minuten Bijna niet
5-6 Matig 10-12 minuten 15-20 minuten 35-40 minuten 50-60 minuten 65-80 minuten Gemakkelijk
7-8 Sterk 8-9 minuten 13-14 minuten 25-29 minuten 38-43 minuten 50-57 minuten Snel
9-10 Zeer sterk 6-7 minuten 10-11 minuten 20-22 minuten 30-33 minuten 40-44 minuten Zeer snel

Een zonnebrandcrème verlengt de tijd waarin zonder nadelige gevolgen in de zon doorgebracht kan worden met een factor (vermenigvuldiging) zoals op de verpakking is aangegeven, mits aangebracht volgens de aanwijzigingen op de verpakking. Heb je een huidtype 1 en staat in de tabel hierboven aangegeven dat je huid na maximaal 12 minuten verbrandt? Met een factor 30 kun je deze tijd verlengen tot 12 x 30 = 360 minuten ofwel 6 uur. Dat is lang genoeg om een groot deel van de dag in de zon door te brengen.

Vooral op momenten van de dag dat de zonkracht het sterkst is (tussen 12 en 15 uur) en speciaal voor de huidtypes 1 en 2 is aanvullende bescherming belangrijk. Ook als je in de buurt van water doorbrengt is - door reflectie in het water - de zonkracht hoger dan je volgens de tabel hierboven zou denken. Houd dan lagere tijden aan en breng de zonnebrandcrème, zoals voorgeschreven, vaker aan.

Centrale afzuiginstallatie zoals Itho CVE-S besturen met relais

Als je met je thuisautomatisering een centrale afzuiginstallatie wilt besturen dan loop je automatisch tegen vragen als 'hoe' en 'waarmee' aan. Als je een centrale afzuiginstallatie met een zogenaamde 'perilex' (4-polige) aansluiting hebt, dan heb je mazzel (of slim ingekocht), want deze is eenvoudig met een relais te besturen. Een relaismodule, standaard voorzien van een ESP8266 microcontroller met Tasmota-firmware vind je op AliExpress.

Een perilex-stekker verbindt een schakelaar met 3 standen met de centrale afzuiginstallatie en schakelt tussen de standen 'laag', 'midden' (of 'auto') en 'hoog'. Een relais heeft slechts 2 standen en als je hiernaast ook zeker wilt weten dat een verkeerde softwareaansturing geen bedradingsfouten kan opleveren, dan kom je op drie relais uit:

  • Inschakelen van de netspanning
  • Kiezen tussen 'laag' (stand 1) en 'auto/boost' (standen 2 en 3)
  • Kiezen tussen 'auto' (stand 2) en 'boost' (stand 3)

Je kunt met deze drie relais geen bedradingsfouten maken bij het inschakelen met de software en je kunt met het eerste relais de hele centale afzuiginstallatie van het stroom halen. Als je dat niet wilt, laat je relais 1 altijd 'aan' staan. Vervolgens kun je met relais 2 kiezen tussen 'laag' en 'niet laag'. Als je kiest voor 'niet laag', dan kun je met relais 3 kiezen tussen 'auto' en 'hoog'. Overigens werkt dit geheel in combinatie met een eventuele draadloze afstandsbediening, waarmee altijd de juiste stand gekozen kan worden. Voorwaarde is natuurlijk dat met het eerste relais de netspanning van de centrale afzuiginstallatie is ingeschakeld.

Permanente beta- en gammastralingsmeting met ESPhome en Home Assistant

Met een eenvoudige Chinese Geiger-Muller telbuis en een kleine microcontroller heb je in een half uurtje een permanente weergave van de huidige omgevingsstraling in µSv/uur gemaakt en krijg je een waarschuwing als het stralingsniveau in je omgeving boven een bepaald niveau uitstijgt. Voor iedereen met een Home Assistant installatie een must-have en nog gemakkelijk te maken ook.

Ik ben dit project begonnen met een kant-en-klare Geigerteller-printplaat met daarop een J305 GM-telbuis. Het is een buis die je in meer Chinese stralingsmeters tegenkomt; het is niet een supergevoelige telbuis maar hij is goedkoop en - door volumeproductie en bijbehorende kwaliteitscontroles - betrouwbaar gebleken. Ik heb al eens vaker over stralingsmeting geschreven en in die artikelen aangegeven dat de telbuis werkt doordat het gas in de buis door bombardement van ionen ontlaadt en dan een elektrisch stroompje doorlaat. De telbuis wordt voorzien van een hoge spanning om dit mogelijk te maken en ieder type telbuis heeft een fabrieksspecificatie van de verhouding van ontladingen ('counts per minute') en de eenheid van straling, Sv/h ('Sievert per uur'). In het geval van de J305 is dat verhoudingsgetal 123,14709 (zie overweging aan het einde van dit artikel). De buis zelf heeft een onderdrempel van 0,2 ontladingen per seconde, je hebt dus in elk geval 12 ontladingen per minuut op basis van de 'achtergrondstraling' die je overal op aarde tegenkomt. De levensduur van de buis is gespecificeerd als '> 1 x 10^9 pulse', hetgeen bij 100 pulsen per minuut een levensduur van tenminste 2 jaar zou betekenen.

Je begint het project door een D1mini microcontroller met een kabeltje te voorzien van de basisfirmware en te verbinden met je wifi toegangspunt. Het kabeltje kan dan weer verwijderd worden: alle volgende updates van de firmware gaan 'over the air'. Met drie korte stukjes montagedraad verbind je de D1mini met de aansluitingen 5V, GND en VIN van de Geigerteller. De VIN aansluiting van de Geigerteller is een digitale uitgang (die dus VOUT had moeten heten) die hoog wordt bij iedere telpuls. Ik heb deze pulsuitgang met aansluiting D6 van de D1mini verbonden. Met een stukje verpakkingsschuim en een eindje dubbelzijdig tape heb ik de D1mini op een handige plek op de Chinese stralingsmeter-printplaat vastgezet zodat het net lijkt alsof beide printplaten bij elkaar horen. Nuver.

Aan de softwarekant heb ik de informatie vanaf de D1mini in drie delen opgesplitst: de telinformatie in CPM ('telpulsen per minuut'), een stralingsniveau omgerekend naar µSv/h en een indicatie van of zich een onveilige situatie voordoet: drie handige entiteiten die hun weg zo naar Home Assistant zullen vinden.

substitutions:
  friendly_name: Geiger Counter

esphome:
  name: esphome-web-9fc591

esp8266:
  board: esp01_1m

# Board pinout
# GPIO12  D6  PULSE

# Enable logging
logger:
  level: debug

# Enable Home Assistant API
api:

ota:

wifi:
  ssid: !secret wifi_ssid
  password: !secret wifi_password

  # Enable fallback hotspot (captive portal) in case wifi connection fails
  ap:
    ssid: ${friendly_name}
    password: !secret wifi_ap_password

captive_portal:

sensor:
  - platform: pulse_counter
    pin: 12
    name: ${friendly_name}
    id: "geiger_counter"
    state_class: measurement
    unit_of_measurement: 'CPM'
    on_raw_value:
      - sensor.template.publish:
          id: radiation_level
          state: !lambda 'return x / 123.14709;'

  - platform: template
    name: "Radiation Level"
    id: "radiation_level"
    unit_of_measurement: 'µSv/h'
    icon: mdi:radioactive
    accuracy_decimals: 5

binary_sensor:
  - platform: template
    device_class: safety
    name: "Radiation Warning"
    lambda: |-
      if (id(radiation_level).state > 0.32) {
        // Value of 2.8 mSv/year is the radiation dose in The Netherlands the average person receives
        // which translates to 0.32 µSv/hour. Everything above is suspicious and thus warrants a warning
        // See https://www.rivm.nl/straling-en-radioactiviteit/blootstelling-en-gezondheidsrisico/blootstelling-aan-ioniserende-straling-samengevat
        return true;
      } else {
        // Value equal or below the normal level
        return false;
      }

In Home Assistant heb ik vervolgens de entiteiten zichtbaar gemaakt op een dashboard.

De YAML code voor dit dashboard is als volgt:

type: vertical-stack
cards:
  - type: glance
    entities:
      - entity: sensor.radiation_level
      - entity: binary_sensor.radiation_warning
      - entity: sensor.geiger_counter
  - type: history-graph
    entities:
      - entity: sensor.radiation_level
    hours_to_show: 48

Als je een analoge wijzerplaat wilt tonen, is het handig om gebruik te maken van de normen die RIVM erop na houdt: 2,8 mSv/jaar wordt als normaal gezien. Dat is omgerekend 0,32 µSv/uur. Als je dat als 20%-waarde instelt, en dus 1,6 µSv/uur als schaalmaximum, zou je 0,8 als 50%-waarde kunnen gebruiken. Op die manier krijg je een meter met een groene zone, oranje zone en rode zone:

- type: gauge
  entity: sensor.radiation_level
  needle: true
  name: Straling
  max: 1.6
  severity:
    green: 0
    yellow: 0.32
    red: 0.8

Ik gebruik een verzameling proefmaterialen om de opstelling te testen: uraniumerts in een loodgevoerd potje en een paar scherven van een aardewerken potje met uraniumhoudende verf.

Met de aardewerk scherven krijg je een prachtige demonstratie van de werking van de opstelling: de weergegeven straling stijgt tot ongekende hoogte en je krijgt een waarschuwing dat er veel straling is. Prima resultaat van een half uurtje knutselen (en wat langer spelen met de opstelling).

Een project is niet af als er niet een beschermende - en bij voorkeur aantrekkelijke - verpakking omheen zit. Speciaal voor dit doel heb ik een doosje met eigen ontworpen deksel ge-3D-print waar de geigerteller-print-met-D1mini prima in verpakt zitten. Ik heb er zwarte Eco-ABS voor gebruikt, met het idee dat ik er nog een keer met een spuitbus gele verf wat mooie accenten op wil aanbrengen. Zie mijn Thingiverse pagina voor het ontwerp van deze behuizing.

Update: de Y305 Geiger-Muller telbuis heeft een eindige levensduur, die wordt bepaald door het aantal gasontladingen dat de buis heeft doorstaan en nog kan doorstaan. De levensduur van de buis is gespecificeerd als 'Life: > 1 x 10^9 pulse', hetgeen bij 100 pulsen per minuut een levensduur van tenminste 2 jaar zou betekenen. Om daar een beetje gevoel voor te krijgen is het handig om het totaal aantal ontladingen total counts bij te houden. Ik laat Home Assistant het totale 'gebruik' bijhouden met een utility_meter. Hieronder de aanpassingen aan de ESPhome firmware en het Home Assistant configuratiebestand.

Toevoeging aan de ESPhome sensor:

sensor:
  - platform: pulse_counter
    pin: ..
    ...
    total:
      name: 'Total Counts'

Home Assistant configuratiebestand:

# Usage counters, are persistent (i.e. keep the value after a reset)
utility_meter:
  geiger_tube_j305_usage:
    source: sensor.total_counts

Een Geiger-Muller telbuis reageert op ioniserende straling en het aantal impulsen per minuut heeft een relatie met de stralingsdosis. Echter, wat is die relatie? De fabrikant van de buis zou het kunnen weten en er over publiceren, maar in het geval van de J305 is dat wat 'mistig'. We komen echter zelf een heel eind als we de stelling van RIVM dat we in Nederland zo'n 2.8 mSv per jaar ontvangen. Met dat gegeven kunnen we de normale hoeveelheid straling per minuut omrekenen en in verhouding brengen met het aantal telpulsen.

Display voor het tonen van tijd en meldingen

Voor de handige knutselaar is er met een paar onderdelen en wat materialen uit de knipselbak eenvoudig een praktisch display te realiseren dat internettijd en boodschappen kan tonen. Met een beetje moeite een parel voor in de woonkamer of keuken; met iets minder moeite een uitbreiding van de werkplaatsuitrusting of hobbykamer.

Het display dat ik in dit artikel beschrijf bestaat uit twee aan te schaffen onderdelen (drie, als je de 5 volt netvoeding meerekent) en wat restmaterialen zoals een vel A4 papier. Als je een 3D printer tot je beschikking hebt kun je die ook gebruiken. In dit project maak ik gebruik van ESPhome, een raamwerk om ESP8266 en ESP32 microcontrollers te besturen met eenvoudige configuratiebestanden en (zeer) weinig programmeerwerk, bedoeld om apparaten van afstand 'over the air' te besturen en te updaten:

De twee belangrijkste onderdelen zijn de led matrix, die bestaat uit 256 in serie geschakelde RGB leds van het type WS2812 op een flexibel paneeltje verlijmd (ca. € 12,50), en het Wemos D1 mini microcontrollerbordje  (ca. € 2,50). De led matrix heeft drie aansluitingen: +5V, GND en een data ingang. GND en de data ingang worden met de microcontroller verbonden aan respectievelijk GND en D2/GPIO4. De +5V wordt verbonden met de 5V netvoeding. De +5V van de D1 mini wordt hier ook mee verbonden. Op deze wijze trekken de led matrix en de microcontroller los van elkaar stroom en kan de microcontroller de led matrix aansturen, zonder dat de microcontroller de volledige stroom van de leds moet 'ophoesten'.

De ESP8266 microcontroller is al sinds jaar en dag het meest praktische onderdeel om sensoren mee aan het internet te knopen: laag stroomverbruik, ingebouwde wifi en meer dan uitstekende ondersteuning van de open source community. Via de Arduino ontwikkelstack te programmeren. ESPhome, een initiatief van ontwikkelaar Otto Winter en tegenwoordig in handen van Nabu Casa, heeft daaroverheen een magische schil gelegd die het mogelijk maakt om kale ESP8266's via de webbrowser en een kabeltje te voorzien van ESPhome firmware en vanaf dan alle nieuwe functies 'over the air' te versturen. En die nieuwe functies maak je met ESPhome vanuit de browser, met YAML en wat C++ instructies en de gehele codeboom wordt voor je gegenereerd en als nieuwe firmware naar je ESP8266 ge-upload.

De led matrix bestaat uit WS2812 leds, die voorzien zijn van een seriele ingang en uitgang. De eerste led wordt aangesloten op de microcontroller en ontvangt de instructie, die bestaat uit een lednummer en een kleur. De leds geven de instructies onderling door totdat de juiste led is bereikt.

Ik gebruik in ESPhome de volgende configuratie om de led matrix aan te sturen. In het eerste deel light wordt een lichtslang gedefinieerd die bestaat uit 256 WS2812 leds die de naam led_matrix krijgt. In het tweede deel display wordt een adresseerbare lichtkrant gedefinieerd die wordt gebaseerd op de lichtslang met de naam led_matrix en die als eigenschappen 8 x 32 pixels heeft. Met de pixel_mapper worden de x en y coordinaten omgerekend naar een serieel lednummer 0-255. Het display updatet iedere 45 ms, voldoende voor vloeiende animaties en lopende teksten. Zowel light als display erven eigenschappen en methoden van ESPhome, zoals lichteffecten en het kunnen tonen van tekst en beeld:

light:
  - platform: neopixelbus
    variant: WS2812
    pin: GPIO4
    num_leds: 256
    type: GRB
    name: led_matrix
    id: led_light_32x8

display:
  - platform: addressable_light
    id: led_matrix_display
    addressable_light_id: led_light_32x8
    width: 32
    height: 8
    update_interval: 45ms
    pixel_mapper: |-
        if (y % 2 == 0) {
          return (y * 32) + x;
        }
        return (y * 32) + (31 - x);

Zelf heb ik eerst gebruik gemaakt van de led matrix, de microcontroller, een vel papier en wat plakband om het geheel wat structurele stevigheid te geven. De code hierboven definieert het display als een basis van adresseerbare leds en zorgt ervoor dat iedere pixel met een x en y coordinaat kan worden aangesproken. Dat is echter niet waar ESPhome ophoudt: het display kan beschreven worden met lijnstukken, tekst, afbeeldingen, animaties en grafieken, uiteraard in alle denkbare kleuren. Met lambda kan C++ (Arduino) worden 'gesproken':

font:
  - id: pixel_font
    file: "fonts/pixelmix.ttf"
    size: 8

time:
  - platform: sntp
    id: rtctime

display:
    ...
    lambda: |-
        it.strftime(16, 4, id(pixel_font), Color(0xFFFFFF), TextAlign::CENTER, "%H:%M", id(rtctime).now());

Nadat het geheel zich bewezen heeft wordt het tijd voor een wat steviger behuizing. Ik heb van thingiverse één van de vele 'grids' ge-3D-print en daaromheen met wat MDF restjes een doosje inelkaar gelijmd. Een laagje van (halfdoorzichtig) plastic verpakkingsmateriaal of een stukje wit perspex maakt het geheel af. De diffuser is ervoor om te zorgen dat er mooie kleuren zichtbaar worden; de grid is ervoor zodat er ondanks de diffuser onderscheidbare beeldpunten ontstaan. Note to self: als je gebruik maakt van superlijm, laat het geheel dan uitgebreid luchten voordat je het kastje sluit om het zichtbaar maken van vingerafdrukken op het perspex met de cyano-acrylaat te voorkomen.

Ik heb altijd een paar stukken MDF van 4 en 6 millimeter op voorraad: het materiaal is erg eenvoudig te verwerken met zaag en schuurpapier en verlijmt tot solide voorwerpen met de bekende witte houtlijm van Bison (bouwmarkt) of Pattex (Action). Het schuren van MDF levert wel veel stof op dus draag een stofmasker en stofzuig de werkplek na het schuren grondig. Ik heb de maten proefondervindelijk vastgesteld volgens het volgende procédé:

  • Diffuser en bodem (achterkant) zelfde maat als het grid
  • Lange wand 'een paar centimeter' hoog en even lang als diffuser en bodem
  • Zijkanten even hoog als de lang wand en zo breed als de diffuser en bodem, plus twee keer de plaatdikte

Alles verlijmen met houtlijm, fixeren met plakband en paar uurtjes laten drogen. Met wat blokjes MDF aan de binnenkant het grid en diffuser vlak met de voorkant laten lopen en het geheel grondig schuren met een schuurblokje, korrel 120 of fijner. Met goed schuren, houtplamuur-uit-een-tube, spuitplamuur en spuitverf krijg je een mooie gladde afwerking.

ESPhome heeft prachtige voorzieningen voor het gebruik van sensorinformatie van andere bronnen, zoals Home Assistant, en ondersteunt het gebruik van True Type fonts. Met een timer blader ik om de 30 seconden tussen pagina's die de (internet-)tijd, de buitentemperatuur van het Netatmo weerstation, informatie over de afvalophaaldiensten, het weerbericht (in tekst) van het KNMI en headlines van de NOS tonen.

Welke thuisautomatiseringsoplossing moet ik kiezen? Apple HomeKit, Google Home, OpenHAB, Home Assistant of Domoticz?

Wie de slimme apparaten in en rond z'n huis in samenhang wil controleren en automatiseren komt al snel uit bij een 'home automation' oplossing. Er zijn er op dit moment vijf om uit te kiezen, allemaal met hun eigen voor- en tegens.

Slimme apparaten koppelen, al dan niet via een hub, met het internet en kunnen met een app worden bediend. Ieder merk heeft een eigen 'familie' van apparaten en een app om al die apparaten met elkaar te verbinden. Zo heeft Ikea de Trådfri lijn, een Trådfri hub en een Trådfri app. Philips heeft de Hue lijn, met een Hue hub en een Hue app. Lidl, Action, LifX, NetAtmo, Nest, Ring: alle apparaten hebben hun eigen oplossing. Centraal staat de internetserver van het merk, waarmee de apparaten verbinden. De app maakt verbinding met die server en bedient, via die server, de apparaten bij jou thuis.

De hub is nodig om apparaten die geen eigen wifiverbinding kunnen maken, toch met het internet te verbinden. Veel apparaten maken binnen je huis via zigbee verbinding met de hub, die vervolgens via een netwerkkabel of via wifi verbinding maakt met je internetrouter. Zigbee is, evenals wifi, een IEEE 802 standaard en dat maakt dat zigbee van het ene merk combineert met het andere merk. Apparaten van Hue, Lidl of Trådfri werken intern gelijk en kunnen allemaal op dezelfde hub en met dezelfde app bediend worden. Apparaten die geen hub nodig hebben zijn voorzien van eigen wifi en verbinden direct met je internetrouter.

Het bedienen van je slimme apparaat met een app werkt meestal prima. En met één Ring deurbel-met-camera is het niet nodig om op zoek te gaan naar een 'thuisautomatiseringsoplossing'. Echter, als je je portaallichten na zonsondergang aan wilt doen als de Ring camera beweging heeft gedetecteerd of je wilt dat de verwarming een graadje hoger gaat zodra je kinderen van school komen, dan wordt het tijd voor wat zwaarder geschut.

Thuisautomatiseringsoplossingen, laten we ze TAO's noemen, laten je slimme apparaten 'integreren'. Ze lezen continue de status of toestand van hun sensoren uit en kunnen hiervan grafische meters of grafieken tonen. Zo kun je eenvoudig het aantal bewegingen per dag van je Ring deurbel in kaart brengen, of het energieverbruik dat door je slimme meter wordt gemeten. Je kunt ieder slim apparaat vanuit je TAO bedienen, net zoals je dat met de app kunt die bij je apparaten hoort. Echter, de TAO stelt je in staat om zelf 'bedieningspanelen' te maken met de apparaten van álle merken. Of speciale panelen voor iedere ruimte in je huis.

Waar een TAO echt uitblinkt is het instellen van 'als dit, dan dat' automatiseringen. Dat gaat, afhankelijk van de TAO, met een eenvoudig te bedienen grafische blokkendoos of een combinatie van bediening en scripts. 'Doe de portaalverlichting om 6:30 aan en uit als de zon opkomt', 'Doe de verlichting in de keuken aan om 7:00', 'Doe alle verlichting uit als er niemand meer in huis is' zijn eenvoudig in te stellen automatiseringen. De mogelijkheden zijn eindeloos, met een toename van leefcomfort en afname van energieverbruik,

Er zijn op dit moment vijf veelgebruikte TAO's: Apple HomeKit, Google Home, OpenHAB, Home Assistant en Domoticz. De laatste drie zijn open source, de eerste twee zijn initiatieven van respectievelijk Apple en Google. En hoewel de Apple en Google oplossingen een logische keus lijken voor hen die toch al voorzien zijn van wat Apple of Google apparaten, zijn ze dat in vergelijking met bijvoorbeeld het gratis Home Assistant niet.

Met HomeKit van Apple kunnen gebruikers slimme huishoudelijke apparaten configureren, ermee communiceren en ze kunnen bedienen met Apple-apparaten. Het biedt gebruikers een manier om dergelijke apparaten automatisch te ontdekken en te configureren. Door kamers, items en acties in de HomeKit-service te ontwerpen, kunnen gebruikers automatische acties in huis inschakelen via een eenvoudige spraakopdracht aan Siri of via de Home-app.

Met Google Home worden vergelijkbare mogelijkheden beschikbaar gemaakt. Het aantal apparaten dat met Google Home verbonden kan worden is groter dan bij HomeKit het geval is, hoewel de aantallen elkaar niet echt ontlopen. Google Home wordt het best ondersteund door Google gelieerde apparaten zoals Android en Nest.

Voor beide oplossingen, zowel HomeKit als Home, geldt dat ze vooral rondom de digitale assistent Siri en Assistant zijn opgezet: je kunt met spraakcommando's je apparaten aansturen. De rest van de automatiseringsmogelijkheden staan hier in dienst van de digitale assistent. Beide oplossingen vereisen dat je gebruik maakt van de diensten van het moederbedrijf Apple of Google.

Voor wie niet afhankelijk wil zijn van Apple of Google maar wel alle voordelen van hun TAO's wil kunnen benutten en zelf eigenaar zijn van de gebruiksdata van de slimme apparaten zijn er OpenHAB, Home Assistant en Domoticz, die vaak in één adem genoemd worden met 'Tasmota' en 'ESPhome'. Deze drie open source oplossingen beiden de mogelijkheden om bestaande oplossingen, zoals je Trådfri en Ring apparaten, allemaal via dezelfde centrale bediening te laten lopen.

OpenHAB, Home Assistant en Domiticz doen alle drie precies hetzelfde en combineren ('integreren') alledrie naadloos met HomeKit én Google Home apparaten (en met honderden andere oplossingen). Je gebruikt daarom slechts één van de drie en koppelt alle andere slimme apparaten en/of je HomeKit of Home TAO's hiermee.

OpenHAB bestaat sinds 2010 en is geschreven in Java. Het wordt als compleet besturingssysteem, 'openHABian' uitgeleverd om op een Raspberry Pi geïnstalleerd te worden. Het bevat een eigen webserver voor het tonen van dashboards en het bedienen van de functies.

Domoticz bestaat sinds 2012 en is geschreven in C++. Het maakt gebruik van een SQLite database om gebeurtenissen en meetwaarden in te bewaren. Het bevat een eigen webserver voor het tonen van dashboards en het bedienen van de functies.

Home Assistant bestaat sinds 2013 en is geschreven in Python. Het maakt gebruik van een SQLite database om gebeurtenissen en meetwaarden in te bewaren, maar andere databases, zoals InfluxDB of mySQL, zijn mogelijk. Het wordt als compleet besturingssysteem, 'hass.io' uitgeleverd om op een Raspberry Pi geïnstalleerd te worden. Het bevat een eigen webserver voor het tonen van dashboards en het bedienen van de functies.

In grote lijnen zijn elk van de drie oplossingen vergelijkbaar. Welke te kiezen? Alle drie oplossingen pretenderen hetzelfde. Home Assistant lijkt echter de meeste aantrekkingskracht voor softwareontwikkelaars te hebben, mogelijk door de gekozen programmeertaal: Het is het lievelingetje van de Raspberry Pi community en heeft door de omarming van diverse open standaarden zoals YAML en de integratie van de 'reflash community' van Tasmota en ESPhome een hoog momentum.

Slimme apparaten die per sé willen verbinden met de server van de fabrikant en waarvan de app te wensen overlaat worden door hobbyisten vaak voorzien van nieuwe 'firmware': de besturingssoftware op het apparaat zelf. Het gaat hierbij dan om apparaten die zelf via wifi verbinding maken met het internet en zijn gebaseerd op een Espressif 8266 of 32 microcontroller. De meestgebruikte oplossingen hiervoor zijn Tasmota en ESPhome. En deze oplossingen integreren naadloos met Home Assistant. De extra aandacht die deze relatieve nieuwkomer hiermee krijgt, heeft z'n weerslag op de ondersteuning door softwareontwikkelaars en het product is daarom, zeker afgezet tegen de mogelijkheden van OpenHAB en Domoticz, een beter samenhangende TAO.

Spiegelreflex of systeemcamera?

Op gebied van fotografie kun je - naast je smartphonecamera - kiezen tussen een compactcamera, een spiegelreflexcamera en een systeemcamera. Alle drie cameratypes hebben ruime variatie in mogelijkheden, kwaliteit en prijs.

Cameratype Eigenschappen
Compactcamera Vaste niet-verwisselbare lens met vaste brandpuntsafstand of zoom en vaste focus of automatische scherpstelling
Spiegelreflexcamera Verwisselbare lenzen, prisma, zoeker, spiegel, handmatige en automatische scherpstelling
Systeemcamera Verwisselbare lenzen en eigenschappen zoals spiegelreflex maar geen prisma of spiegel

Mijn ouders hadden vroeger een Agfa Paramat compactcamera voorzien van een lens met een vaste focus, die de helft van 35 millimeter film gebruikte en waar vooral op vakantie en in de weekeinden dia's mee werden gemaakt. Thuis werden die dan met een diaprojector op het witte scherm vertoond.

Foto gemaakt met een traditionele 'analoge' 1963 Agfa Paramat halfkleinbeeld compactcamera, diafilm gedigitaliseerd

Ik kreeg een spiegelreflexcamera met verwisselbare lenzen op mijn 13e of 14e, eerst een Praktika MTL 3 uit 1978, later ingewisseld voor een tweedehandse Pentax ME met Sigma zoomlens uit 1980. Ik ben opgegroeid met het 35 millimeter filmconcept, iets wat we toen 'kleinbeeld' noemden. Ik moet er duizenden foto's mee hebben gemaakt, hobbymatig en soms zelfs semi-professioneel, met de jaarlijkse avondvierdaagsen waar ik in opdracht van een plaatselijke fotowinkel steeds twintig filmrolletjes volschoot en de regelmatige bruiloftsreportages waarvoor ik in film en fotoafdrukken werd betaald.

Foto gemaakt met een 'analoge' Asahi Pentax ME spiegelreflexcamera, diafilm gedigitaliseerd

Ik heb per eerste gelegenheid de analoge film uitgezwaaid en ben overgestapt op een digitale camera. In de beginjaren was dat op sommige fronten een forse stap achteruit. Mijn eerste digitale camera was een Olympus Camedia C-820L uit 1997, met een resolutie van 0,81 megapixels op een filmbreedte van 4,8 millimeter (1/3") en een ingebouwde autofocus lens. Dat waren hele aardige fotootjes, als je ze bekeek op de televisies en computerschermen van die tijd, maar niet geschikt om af te drukken.

Foto gemaakt met een 1997 Olympus Camedia C-820L compactcamera

Sony bracht in 1999 de Cyber-shot DSC-F505 op de markt, een zilverkleurig compactcamera met een enorme Carl Zeiss zoomlens 'aangebouwd'. Met een sensor van 6,4 millimeter (1/2") en 2,02 megapixels waren afbeeldingen met een resolutie tot 1200 x 1600 pixels mogelijk in een indrukwekkend goede kwaliteit. Ik heb tussen oktober 1999 en september 2000 zo'n 550 foto's met dit geleende toestel gemaakt. Terugkijkend naar dit toestel denk ik dat Sony zijn tijd ver vooruit was.

Foto gemaakt met een 1999 Sony Cyber-shot DSC-F505 compactcamera

Een handzame stap vooruit, maar een kwalitatief stapje achteruit, was de Canon Digital IXUS V waarmee ik tussen augustus 2001 en februari 2004 2.044 foto's maakte. De kleinere sensor van 5,3 millimeter (1/2.7") was goed voor dezelfde 2 megapixel foto's als Sony's F505 maar de zoomlens van de IXUS had een kleiner bereik. De resultaten waren echter heel aardig en lieten zich op de traditionele 10x15 formaten prima lieten afdrukken.

Foto gemaakt met een 2001 Canon Digital IXUS V compactcamera

In de loop der tijd werd de digitale techniek allengs beter en in 2004 kocht ik een spiegelloze FujiFilm FinePix S7000 met niet-verwisselbare zoomlens, met een resolutie van 6,3 megapixels en een sensorgrootte van 7,6 millimeter (1/1.7"). De kwaliteit van deze foto's was voldoende voor afdrukken op een A5'je, mede door de wat vreemde vorm van de beeldelementen op de FujiFilm sensor die een hogere resolutie pretendeerde. Ik heb er tussen februari 2004 en januari 2009 3.133 foto's mee gemaakt.

Foto gemaakt met een 2004 FujiFilm FinePix S7000 compactcamera

Een betere kwaliteit camera was de Canon PowerShot G10 met een vergelijkbare niet-verwisselbare zoomlens als de S7000, maar in een kleiner formaat en een hogere resolutie van 14,7 megapixels. De sensor was nog steeds 7,6 millimeter breed (1/1.7"). Ik heb met dit toestel tussen januari 2009 en april 2015 8.849 foto's gemaakt en sommige daarvan succesvol op een A4'tje afgedrukt.

Foto gemaakt met een 2009 Canon PowerShot G10 compactcamera

Mijn eerste digitale spiegelreflex was een Canon 60D uit 2010. Ik heb er in de periode maart 2012 tot juni 2018 6.093 foto's mee gemaakt. Met een sensorgrootte van 22,3 millimeter ('APS-C') en een beeldresolutie van 18 megapixels was dit toestel geschikt om foto's op postergrootte (A0) af te drukken. Het toestel leverde fantastische beelden af, maar was zwaar, log en duur en de lawaaierige spiegel en sluiter hadden een beperkte levensduur. Het toestel kon kon ook slechts matig video maken, iets wat vaker een eis begon te worden.

Foto gemaakt met een 2010 Canon EOS 60D spiegelreflexcamera

Een vliegend fototoestel mag natuurlijk niet ontbreken in je gereedschapskist en ik maak dan ook sinds een aantal jaren gebruik van een DJI Spark drone, voorzien van een zelfstabiliserende ophanging voor de camera met een sensorbreedte van 6,2 millimeter (1/2,3") met 12 megapixels. Luchtfoto's zien er erg mooi uit, zeker op heldere dagen.

Foto gemaakt met een 2017 DJI Spark dronecamera

Door de opkomst van de beeldkwaliteit van de altijd-aanwezige iPhone heb ik een aantal jaren zonder 'echt' fototoestel doorgebracht. De ingebouwde camera's van de iPhone, zeker de meer recente generaties, zijn fantastisch en middels wat handige softwaretruuks lijken foto's soms net afkomstig van een camera met een grote sensor en een lichtsterke lens.

Foto gemaakt met een 2020 Apple iPhone 11 Pro smartphonecamera

Maar hoewel de beeldkwaliteit van de foto's van mijn huidige iPhone 11 Pro meer dan voldoende is (en de filmmogelijkheden zelfs fantastisch), heb ik met enig regelmaat toch de behoefte om zorgvuldig composities te fotograferen waarbij een specifieke lens, instellingsmogelijkheden en een grote sensor belangrijk zijn. Voor deze specifieke gevallen was mijn Canon G10 uitermate geschikt, op het niet kunnen wisselen van de lens na.

Een nieuwe ontwikkeling is om zoeker, prisma en spiegel van een spiegelreflexcamera op te offeren maar de verwisselbare lenzen te behouden. Het beste van twee werelden, zo lijkt: de kwaliteit en mogelijkheden van een high-end spiegelreflex in de behuizing van een compactcamera. Systeemcamera's worden ze genoemd. De ontbrekende bedieningselementen worden met softwarefuncties ingevuld. Zo heeft Sony een Alpha-reeks van toestellen waarbij de semi-professionele spiegelreflexcamera's zoals de A77 en A77 II steeds een volledig gelijkwaardig systeemcamera-alternatief hebben, resp. A5000 en A5100.

Sony's A77 II spiegelreflexcamera naast de Sony A5100 systeemcamera, beide uit 2014

Sony A77 II Sony A5100
Type Spiegelcamera Systeemcamera
Introductiejaar 2014 2014
Beeldsensor 25,4 mm CMOS 25,4 mm CMOS
Beeldpunten 24,3 megapixels 24,3 megapixels
Lensvatting A-mount E-mount
Doorzichtige spiegel en prisma Ja Nee
Elektronische viewfinder Ja Nee
Elektronische beeldstabilisatie Ja Nee
Optische beeldstabilisatie Nee Ja
Scherpstellingspunten 79 179
Sluiterbewegingen per seconde 12 6
Sluitertijd maximaal 1/8000 1/4000
Veel knoppen Ja Nee
Scherpstelling via LCD Nee Ja
Microfooningang Ja Nee
Flitsschoen Ja Nee
Regenwater-dicht Ja Nee
Gewicht 647 g 283 g

Een Sony Alpha ILCE-5100 ('A5100') systeemcamera met - verwisselbare - 16-50 (24-75 millimeter) zoomlens

De foto's die je met een systeemcamera maakt die dezelfde ensor en lenzen heeft als een spiegelreflexcamera onderscheiden zich dan ook niet, hetgeen precies is wat je wilt.

Foto gemaakt met een 2014 Sony Alpha ILCE-5100 systeemcamera

Hoe is zo'n systeemcamera dan in het gebruik, in vergelijking met een spiegelreflex- en compactcamera's? Een aantal zaken vallen op. Mijn favoriete digitale camera's waren zonder twijfel de Canon G10 en Canon 60D. Wat afmetingen betreft is de Sony Alpha A5100 met een 24-75 mm zoomlens kleiner en lichter dan beide. De Sony A5100 maakt handig gebruik van het display om met één drukknop en een draaischijf in fracties van een seconde sluitertijd, ISO en diafragma in te stellen. En het grote display toont niet alleen het te fotograferen object, maar zoomt ook in op het focusgebied, laat een impressie van de te maken foto zien en informeert over de instellingen.

Mijn geschiedenis in digitale camera's, boven: Olympus Camedia C-820L (1997), Sony Cyber-shot DSC-F505 (1999), Canon Digital IXUS V (2001); onder: FujiFilm FinePix S7000 (2004), Canon PowerShot G10 (2009), Canon EOS 60D (2010), Sony Alpha ILCE-5100 ('A5100') (2014)

Camera Jaar Type Sensorgrootte Crop Beeldpunten Lens (@35 mm)
Olympus Camedia C-820L 1997 Compact 1/3" (4,8 x 3,6 mm) 7,2 0,81 M 36 mm F/2,8
Sony Cyber-shot DSC-F505 1999 Compact 1/2" (6,4 x 4,8 mm) 5,4 2,02 M 38-190 mm F/2,8-3,3
Canon Digital IXUS V 2001 Compact 1/2.7" (5.33 x 4 mm) 6,5 2,02 M 35-70 mm F/2,8-4
FujiFilm FinePix S7000 2004 Compact 1/1.7" (7,6 x 5,7 mm) 4,6 6,3 M 35 - 210 mm F/2,8-3,1
Canon PowerShot G10 2009 Compact 1/1.7" (7,6 x 5,7 mm) 4,6 14,7 M 28-140 mm F/2,8-4,5
Canon EOS 60D 2010 Spiegelreflex APS-C (22,3 x 14,9 mm) 1,6 18 M 29-217 F/3,5-5,6
Sony Alpha ILCE-5100 2014 Systeem APS-C (23,5 x 15,6 mm) 1,5 24,3 M 24-75 F/3,5-5,6
83-315 mm F/4,5-6,3

Aan de achterkant valt bij de A5100 het grote beeldscherm op, iets minder hoog maar iets breder dan dat van de Canon G10. Het menusysteem is iets slimmer opgebouwd dan bij de G10 zodat alle opties altijd in beeld zijn.

Menusysteem Sony A5100 (links) in vergelijking met dat van de Canon G10 (rechts)

Voor wie kwaliteitsfoto's nodig heeft en de tijd uit wil trekken om handmatig opnameinstellingen te maken maar geen behoefte heeft aan zoeker, prisma en spiegel lijkt de Sony Alpha A5100 een uitkomst die het beste van beide werelden - compactcamera en spiegelreflexcamera - combineert. De nieuwe Sony E-lensvatting is ook voor de fullframe high-end camera's zoals de Alpha A9 geadopteerd zodat de beschikbaarheid van extra lenzen van verschillende merken en met uiteenlopende mogelijkheden gegarandeerd is. Voor wie liever een zoeker heeft, GPS en een ingang voor een externe microfoon is de A6000 met verder vergelijkbare cameraspecificaties een optie.

Eenvoudig (iets) van elektriciteit en gas besparen

We zijn helemaal gewend om soms even te moeten wachten voor we gebruik kunnen maken van voorzieningen als verlichting, verwarming, inkjetprinters en kooktoestellen. Fabrikanten van dit soort apparaten proberen ons leven gemakkelijker te maken door automatische aan- en uitschakeling, of het toevoegen van een sluimerstand. Het nadeel hiervan is dat sommige apparaten continue stroom en/of gas verbruiken, soms voor een minimale toename aan comfort. Een mooi voorbeeld hiervan is de comfortstand van een centrale verwarmingsinstallatie. Bijna ieder huis in Nederland heeft er eentje en de meeste ervan hebben een 'gratis' comfortstand (die soms altijd aan staat en dan de ecostand heet). Deze stand zorgt voor sneller warm tapwater, ten koste van een hoop gas, elektriciteit en levensduur van de CV-installatie.

CV-installaties zonder boiler leveren, naast de verwarming van de radiatoren, warm tapwater. Op het moment dat er warm water wordt gevraagd dan springt de installatie aan, stopt de productie van warmte voor de radiatoren en wordt er, na enige tijd, warm water op het tappunt geleverd. Dat kan een paar seconden duren, of, als de afstand tussen de CV en het tappunt erg groot is, soms wel een minuut. In de zomer, als de installatie niet voor de verwarming van radiatoren wordt gebruikt, komt daar nog de opwarmtijd van het apparaat bij: de koude aluminium onderdelen moeten eerst opgewarmd worden en dat duurt ook enkele seconden. Hiervoor is de comfortstand bedacht, die ervoor zorgt dat de verwarmende onderdelen altijd op een bepaalde temperatuur (vaak 50 graden of hoger) blijven. Je merkt dat de comfortstand van je CV-installatie is ingeschakeld omdat het toestel dan een paar keer per uur even ontsteekt, zonder dat er warm water wordt gevraagd. Ook 's nachts en als je op vakantie bent.

Is dat handig, zo'n comfortstand? Ik heb zelf een warmwater tappunt naast de CV-installatie, ideaal voor een experiment. In mijn situatie scheelt het in de zomer, als de installatie zelf ongeveer 20 graden is, net geen 2 seconden tussen het leveren van handwarm water zonder en met de comfortstand: ongeveer 5 in plaats van ongeveer 3 seconden voor het warm water bij de kraan op temperatuur is. Een nauwelijk merkbaar verschil die de extra kosten wat mij betreft niet rechtvaardigt. Voor de verschillende merken CV-installaties gaat het uitzetten van de comfortstand natuurlijk allemaal op een andere manier. Soms heet het de Comfort modus, en soms heet het de Eco stand (die je dan 'aan' zet om de comfort modus te verlaten). Hieronder verzamelde instructies voor wat bekende merken (de naam van het toestel bevat een link naar de handleiding ervan):

Als je de Eco stand hebt aangezet, of de Comfort stand op uit, vraag je je af waarom:

  • Als ik vaak warm water gebruik in de zomer, en ik wil niet langer wachten, kan ik dan niet beter de comfortstand aan laten staan?
    Als je vaak warm water gebruikt dan zal de CV niet volledig afkoelen tot je weer warm water gebruikt. Een comfortstand heeft dan geen meerwaarde en je kunt deze dan beter uitzetten voor de momenten dat je helemaal geen warm water gebruikt, zoals 's nachts.
  • Wat levert het me op dan, de comfortstand uitzetten? Niet zo veel denk ik?
    Als je wat aannames doet over de lengte van de zomer en het gebruik van je CV-installatie voor warm-water dan kom je ongeveer op 20.000 ontstekingen en korte opwarmingen in de zomermaanden. Natuurlijk is dat veel minder als je veel en vaak warm water tapt.
  • Maakt het in de winter verschil of ik de comfortstand gebruik of niet?
    In de winter slaat de CV-installatie toch al vaker aan en blijft het apparaat al op temperatuur. Een comfortstand heeft hier dan weinig invloed en kan dan beter uitgeschakeld worden zodat de installatie ook 's nachts uit blijft.
  • Maar kost dat niet veel meer energie dan, als het toestel eerst helemaal opgewarmd moet worden?
    Ja, dat wel. De opwarming vanaf 20 graden kost meer energie dan de opwarming vanaf (circa) 50 graden, waar de comfortstand het toestel op houdt. Maar niet heel veel meer energie, gezien de snelle opwarming van het toestel.
  • Zou de fabrikant de comfortstand hebben toegevoegd om de levensduur van het apparaat expres te verminderen? Of meer onderdelen te kunnen verkopen? Net als bij de inkjetprinters, die veel dure inkt gebruiken om de inktspuiters schoon te maken?
    Ik denk het niet, de comfortstand heeft echt wel toegevoegde waarde in situaties dat er af en toe warm water wordt gevraagd( zeg eens per uur) en waar de opwarmtijd van belang is (zeg de professionele dienstverlening). Maar voor een gemiddeld huishouden is de comfortstand (of eco-stand) iets waar je even over na wilt denken hoe je dit wilt gebruiken.
  • Ga het apparaat niet eerder stuk als het afkoelt naar omgevingstemperatuur, in plaats van dat het op een gezellige 50 graden blijft?
    In zeldzame omstandigheden kan een apparaat beter verwarmd blijven, zoals in een onverwarmde, vochtige omgeving als een kelder, waar de omgevingstemperatuur altijd zo'n beetje rond het dauwpunt hangt. Dan kan een onverwarmd technisch apparaat wellicht last krijgen van condens, hetgeen zich zal uiten in verstoringen en roest. Hangt je CV-installatie in een vochtige kelder waar de vloeren en wanden altijd wat vochtig aanvoelen? Check dan even of het apparaat wel zo vaak gebruik wordt dat het zelf altijd een beetje warm aanvoelt.

Dingen die je niet wist van je Dremel Idea Builder 3D20

Wist je dat Dremel kleuren RAL kleuren zijn? En dat de ingebouwde verlichting van de Dremel 3D20 via gcode ingesteld kunnen worden? En dat je zelfs melodietjes kunt afspelen tijdens een afdruktaak? En wist je dat je ook lagen van 50 µm kunt printen? Zomaar wat kleine weetjes die je vast (nog) niet wist van je Dremel Idea Builder 3D20.

Dremel gebruikt RAL kleuren

De Dremel 3D20 (en de meeste andere Dremel producten) zijn, afgezonderd enkele accentkleuren, uitgevoerd in blauw, grijs en zilver. Dit zijn RAL kleuren die het gemakkelijk voor Dremel maken om hun producten altijd met dezelfde kleuren uit te voeren, omdat overal ter wereld kunststofmakers in staat zijn de verschillende RAL kleuren uit te leveren. In het geval van Dremel zijn dit RAL 5005 Signalblau, RAL 7046 Telegrau 2 en RAL 9007 Graualuminium. Of R = 0, G = 82 en B = 148 als je de kleur op je beeldscherm wilt instellen.

Waarom je dit zou willen weten? Goede vraag. Stel, je wilt een tafeltje voor je Dremel 3D printer maken en die wil je verfen. Welke kleuren gebruik je dan? Precies. Nu weet je het. RAL kleuren kun je bij iedere bouwmarkt laten mengen en het is zelfs mogelijk spuitlak in RAL kleuren te verkrijgen (RAL 5005, RAL 7046 en RAL 9007).

SD kaart potje-met-schroefdeksel in Dremel kleuren

Kleur van de verlichting instellen

Over kleuren gesproken: de Dremel 3D20 heeft een led-strip boven het deurtje ingebouwd. Deze licht normaal wit op, en dimt in helderheid als de printer een tijdje niet wordt gebruikt. De led-strip is echter van het RGB-type, waarvan de kler kan worden ingesteld. Dit instellen kan overal tijdens het printproces door hiervoor een opdracht in de gcode op te nemen. Het gemakkelijkst gaat dat, door de opdracht als onderdeel van de machine- en extruderinstellingen op te nemen: de led-strip verandert dan van kleur bij het begin van de printopdracht en aan het einde van de printopdracht.

De opdracht om de kleur van de led-strip in te stellen is M146. Als parameters kunnen de rood (R), groen (G) en blauw (B) waarden worden opgegeven in het bereik 0 (uit) tot 255 (maximaal aan). Wit is R255 G255 B255 en uit is R0 G0 B0. Rood is R255 G0 B0 en paars is R255 G0 B255. Op deze manier kunnen (bijna) alle kleuren van de regenboog worden gemaakt.

M146 R255 G255 B255 ; turn lights white
M146 R0 G82 B148 ; set to Dremel blue

Deuntjes afspelen

De Dremel 3D20 heeft verschillende deuntjes ingebouwd, die op strategische plaatsen (of willekeurige plekken om het printproces op te leuken) in de gcode kunnen worden geplaatst. Tijdens het aanzetten van de printer, wanneer een printopdracht is afgerond en op andere belangrijke momenten geeft de printer zelf ook al een deuntje en met een speciale instructie kunnen we dat

De opdracht om een deuntje af te spelen is M148. Als parameter wordt de letter S gevolgd door het nummer van het gewenste deuntje in het bereik 1 tot en met 8 opgegeven. Met S1 wordt het eerste deuntje afgespeeld, met S2 de tweede, enzovoorts.

M148 S1 ; play the first tune

50 µm lagen printen

Hoewel de technische specificaties van de Dremel 3D20 anders beweren, is het prima mogelijk om lagen dunner dan 100 µm te printen: ook 50 µm behoort tot de mogelijkheden. Het volstaat om dit in de slicer in te stellen: bij het printen wordt hier dan rekening mee gehouden. De afdruktijd verdubbelt hiermee, en het is belangrijk om de eerste laag wel voldoende dik te maken om aanhechting aan de bouwplaat te garanderen.

In het voorbeeld hieronder zijn twee kubussen van 2x2x2 centimeter afgebeeld. De linker kubus is met 100 µm (de kleinste laagdikte die de fabrikant voorschrijft) en de rechter kubus met 50 µm afgedrukt. De rechter kubus is hiernaast ook een smallere lijndikte (0,3 mm versus de 0,4 mm van de linker kubus) afgedrukt.

Links is 100 µm en 0,4 mm lijnen, rechts is 50 µm en 0,3 mm lijnen

Reserveonderdelen bestel je goedkoper bij Dremel / Robert Bosch

Het serviceapparaat van Dremel is in handen van Robert Bosch, die van de Bosch gereedschappen. Als je een reserveonderdeel voor je Dremel 3D20 nodig hebt, kun je dit onderdeel eenvoudig aanklikken op een uitgewerkte tekening van je printer. Het onderdeel dat je hebt aangeklikt (technisch gezien het onderdeel in het aantal waarin het in de printer voorkomt) wordt in je winkelmandje geplaatst en je kunt de onderdelen, plus een paar euro aan verzendkosten, met je Master- of Visa creditcard afrekenen. Dat geldt voor grote zaken als een deksel, een deur of een extruder, maar ook voor kleine dingen als een schroefje of de rubberen voetjes onder het bouwplatform. De onderdelen worden binnen enkele dagen bij je afgeleverd. Alle onderdelen kunnen eenvoudig in- en uitklikken of met een imbussleutel worden geplaatst.